maandag 10 juni 2013

De regentessen

Naar Frans Hals, 1664, De regentessen van het oudemannenhuis

Het werk van Frans Hals beeldt een aspect af van het vroege kapitalisme, waar de zorg voor arme, gehandicapte en oude mensen werd uitbesteed aan organisaties van patriciërs. De vrouwen die hier zijn afgebeeld, zijn geen religieuzen maar de vrome vrouwen van rijke kooplieden en kapitalisten. De charitatieve organisaties lieten deze mensen werken in manufacturen en rasphuizen, waar ze hard moesten werken tegen een hongerloon (vaak gewoon kost en inwoon). Uitbuiterij in de naam van caritas.
"(Het) strenge normbesef (van deze vrouwen) wordt weerspiegeld in de grote donkere vlakken van het schilderij (van Frans Hals). Alleen de kleuren geven de vrouwen leven; de strakke penseelvoering laat hun vormen vrijwel opgaan in de omgeving." (bron).
Ik neem zelfs die kleur weg, en laat enkel de kanten mouwtjes en hoofddekseltjes oplichten. De strenge jurken van enkele vrouwen zijn in glanzende acryl geschilderd, wat de jurken volume geeft. Verder zijn de figuren ontlevend.
Het kruis in het centrum van het schilderij staat niet in het origineel van Frans Hals. Het kruis is geen religieus symbool, maar verwijst naar het kruisvormige symbool dat bij Malevitsj of Beuys (en vele anderen) te zien is.



Meester Frans
Bertus Aafjes

Ja meester Frans, purperen meester Frans,
je werd net blauw genoeg in het gelaat
om de regenten en de regentessen
bedorven naakt te zien zoals zij zijn.

Vrolijke Frans, onnoozle hals, Frans Hals,
je mensenleven lang bleek niet bestand
tegen het blozende, het al te blozende,
het weelderige van de zeug, het warme,
het heerlijk heilzame, het volksgezonde,
olijven, witte gele wijn, gebraad,
het jonge van het ravezwarte haar.
Plotseling was de tinnen kroes vol stof,
de blauwe veer het sein van de beroerte;
de streek, weet je nog wel, de warme streek
van het penseel, plotseling was hij weg.

En het bederf werd overal aanschouwd
de barensnood en doodsnood van de dingen.

Zij zaten voor je neer de regentessen,
zij waren eens de liefjes van 't palet,
van 't roze, van de vleesgeworden verf.
Hoe zoet hun lichaam eenmaal was: likeur.

Maar ieder jaar het telde en werd boete
en aan hun bleke brein ontsproot de hel:
eerst tere vlammen, bloemen aan een strodak,
maar allengs loeiende en allengs luider,
totdat hun wezen wit van waanzin was.

Hun handen trokken saam, verschroeid, tot klauwen
en hun gelaat verschrompelde tot kleinzeer
en o de ogen, de hyena-ogen
en o de dunne neus vol lijkeschennis
en o hun greep van demon op de kleinen
in naam van God en van het zelfverwijt.

Je schilderde de cirkel van de dood
in de bedorven ring van regentessen,
de vale slang, onzichtbaar voor het oog,
rond deze Laokoon-groep van berouw.
Mag ik iets vragen? vroeg je en verstomde,
want was er iets te vragen in de stilte,
de stilte van het graf?

Er was alleen de treurige pendant;
de mannen en hun sluwe zelfontvluchting
in witte kraak van kant, in lege lubben,
in de geheime ontucht van de drank;
je zag het wel, dat levensgroot gezwel
met de verzopen ogen van de moordlust:
het keek en keek en keek en at je ziel.

Ja meester Frans, de engel van 't verderf
greep uit je hand het romige penseel
en stak ermee tot aan het heft in 't hart.
En Holland werd geboren op het doek
onsterfelijk verschrikkelijk. Ik weet het:
het doodszweet steeg reeds in je haar, de wortels:
moeras. Toen stond je op. Je wist voorgoed.
Je sloot de deur.


Knipoog naar KM

Woensdag is er jurydag. Vanaf het vierde jaar presenteert iedereen zijn productie van het jaar aan een extern jurylid.
Voor mij is het de eerste maal ...
Ik heb dit werkje, dat een verwijzing is naar het werk van Kasimir Malevitsj, naast de deur gehangen. Het heeft meer gemeen met het roodwitte veiligheidspictogram dan met wat ook in ons atelier.
Benieuwd hoe de knipoog onthaald wordt door het jurylid.